Marokkaanse lessen

Nederland kan als voorzitter van de EU in de eerste helft van 2016 veel leren van Marokko. Zoals: hoe maak je optimaal gebruik van de vermogens die immigranten met zich meebrengen? Hoe stimuleer je de economie en voorkom je oorlog? Hoe ziet een politiek van samenwerking en wederzijds belang er uit? Hoe voorkom je dat de economie en samenleving vastlopen in mul zand?

Frank van Empel voor Ecolutie

De Europese Unie weet zich geen raad met de wassende stroom vluchtelingen die een veilig onderkomen zoekt bij hun rijke buren. Verder dan de voordeur komen ze meestal niet. Dat wil zeggen: ze mogen binnen een kijkje nemen, maar een baan en een inkomen zijn voor hen niet weggelegd. En dus tellen ze niet echt mee. Europeanen eerst, zo luidt hier het devies. Dit betekent in de praktijk dat er ook geen gebruik gemaakt wordt van de talenten die nieuwe landgenoten inbrengen.

Hoe het ook had kunnen gaan, dat toont Marokko aan. De diaspora van Marokkanen over de wereld telt 3 miljoen hoofden en harten. Met hun hart bevinden de Marokkaanse expats zich steevast in Marokko; hun hoofden hebben ze volgeladen met westerse kennis.

De geëmigreerde Marokkanen nemen in de wereld de derde plaats in voor wat betreft de kwaliteit van hun competenties. Ongeveer 17% van de in het buitenland verblijvende, actieve Marokkanen heeft een hoog gekwalificeerde baan aan een universiteit, dan wel  een topbaan als manager in het bedrijfsleven of bij de overheid, terwijl 55% gerekend wordt tot de middenklasse, met banen in onderwijs, gezondheidszorg, communicatie, bestuur en commerciële dienstverlening. Een minderheid van 28% heeft geen opleiding genoten of alleen basisschool.

Deze cijfers gebruikte de Marokkaanse politicus M. Abdellatif Maâzouz  mei 2013 bij de opening van een seminar over onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van de industriële ontwikkeling van Marokko. De politicus hield een pleidooi voor het mobiliseren en kanaliseren van competenties richting Marokko. ‘Ons doel,’ aldus Maâzouz, ‘is het versterken van de band die deze goed opgeleide expats met hun vaderland hebben en het optimaliseren van hun rol bij de ontwikkeling hier.’

Door te investeren in woningen voor terugkerende expats en in hoog gekwalificeerd werk wil Marokko jong talent (vijftig procent van de Marokkaanse bevolking is jonger dan 25 jaar) in Marokko houden en in Europa goed gedijend menselijk kapitaal (82% van de expats bevindt zich in de EU) verleiden om terug te keren naar het land van oorsprong en belofte.

Met een economische groei van 5,9% in 2009 en een inflatie van 5% slaagt Marokko er net in het werkloosheidspercentage onder de 10% te houden. Een cijfer overigens dat enorm geflatteerd is door de in slechte tijden groeiende informele economie, die functioneert als stootkussen.

Door het ontbreken van sociale uitkeringen zijn Marokkanen aangewezen op zichzelf (alles aanpakken wat geld oplevert), de contrabande  (de illegaliteit) en aalmoezen (de Koran roept gelovigen op hun overvloed weg te geven).

Onder aanvoering van de verlichte despoot Mohammed VI voert het land aan de overkant een keynesiaans beleid. Tussen 2002 en 2008 groeide het aandeel van de investeringen in het bruto binnenlands product van 25,2% naar 33,1%.

Zo investeert Marokko fors in infrastructuur (wegen, vliegvelden, havens, bedrijventerreinen, zonne-centrales, toeristische trekpleisters), met name in de Oriënt, het aan Algerije grenzende gebied, een niemandsland tussen Middellandse Zee en Sahara.

Tot de sluiting van de 500 km lange grens in 1994, als gevolg van een dispuut over de eigendom van de Sahara en de zich daarin bevindende bodemschatten, een brandpunt van handel en diensten.

Sindsdien een oogluikend toegelaten handelspost voor clandestiene benzine en sigaretten, waar radiografisch aangestuurde ezels het transport voor hun rekening nemen. De ezels zijn genummerd. Zodra ze de grens gepasseerd zijn, worden ze van hun ballast bevrijd door vertegenwoordigers van de contrabande, die hun waren razendsnel in veiligheid brengen, met zwijgende instemming van de gendarmes langs de route.

Kan het niet linksom, dan moet het maar rechtsom, of desnoods door het midden. Gevoel voor handel en commercie hebben Marokkanen van huis uit meegekregen. Kan het niet formeel, dan doen ze het via de informele route. Iedereen werkt er aan mee, inclusief de overheid. Het is immers in het belang van iedereen, niet in de laatste plaats van de gendarmerie, die graag wat extra geld opstrijkt in ruil voor de betrachte coulance.

Iets soortgelijks geldt voor de alcoholische drank, die door de Koran sterk wordt afgeraden en volgens sommige interpretaties zelfs streng verboden is. Het bloed kruipt ook hier waar het niet gaan kan. Voor een fles wijn betaal je in het zwarte circuit vijf euro. Ontzaglijk veel voor een bevolking waarvan 39,6% moet zien rond te komen van minder dan €2,70 per dag, de armoedegrens die internationale instanties trekken voor de Arabische regio. Maar ook hier zijn er ontelbaar veel sluipwegen te vinden, die maken dat zelfs de armste sloeber van tijd tot tijd aan zijn trekken komt. Zo geldt in het uitgaansverkeer de ongeschreven regel ‘wie geld heeft betaalt’, die minstens even sterk is als de regel ‘wat niet weet, dat niet deert’. ‘Geld moet rollen,’ zo stelt het prototype Marokkaan in navolging van Ollie B. Bommel en ‘morgen zien we wel weer’.

Deze soepele, vloeibare, Arabische cultuur staat in schril contrast tot de gierige, stijle, calvinistische volksaard, die Nederland  in een vaste greep houdt en die je terug ziet in de economische en sociale statistieken.

Opvallend is dat de Nederlandse consumptiequote – de consumptie in procenten van het bbp – sinds de eeuwwisseling  in 2000 daalt als gevolg van een lage consumptiegroei. Nederlanders geven kennelijk de voorkeur aan sparen. Dat is prima, zolang tegenvallende consumptie maar gecompenseerd wordt door hogere overheidsuitgaven en investeringen. Maar ook op die punten valt Nederland binnen Europa uit de toon.

De volumegroei van de overheidsbestedingen is lager dan die van het bruto binnenlands product (bbp), de maatstaf voor de welvaart in een land, als gevolg van blinde bezuinigingswoede bij Rutte c.s. De investeringsquote daalde tot 13,5% in 2012. De trend wijst ook  hier duidelijk naar beneden.[1] En dat is niet onbelangrijk. Immers: de hoogte van de investeringsquote is medebepalend voor de groeipotentie van een economie op langere termijn.

Een hoge investeringsquote duidt op een hoog tempo van vernieuwing en innovatie. In Nederland, met zijn relatief oude, vergrijzende bevolking wordt een kwart van de economische groei opgeslokt door de zorg. We hoeven niet zo nodig en stralen dat ook uit. Onze ooit zo roemrijke handelsgeest hebben we ingewisseld voor een verlangen naar rust en zaligheid en onze ijver en vlijt om door te geen tot het gaatje hebben we ingeruild voor een allesoverheersende drang tot vervroegd uittreden.

Nee, dan de Marokkanen. Die dekken weliswaar veel activiteiten toe met de grijze deken van hartelijke begroetingen en ritselpraktijken die elke statistiek op voorhand verdacht maakt, maar de richting waarin zij zich bewegen is duidelijk en vele malen belangrijker dan de precieze omvang van de getallen. Dat geldt ook voor het energiebeleid van Marokko.

Werd in 2007 volgens de statistieken nog maar 4% van de jaarlijks geconsumeerde energie in Marokko zelf geproduceerd, in 2020 moet dit zijn opgelopen tot 42%, onder meer – voor een derde – door een toename van het aantal zonnepanelen van 240.000  m² in 2008 naar 440.000  m²  in 2012, oplopend naar 3 miljoen m² in 2030. Met 3.000 uren zonneschijn per jaar en een opbrengst van 5,3  kWh per m² per dag draagt dit flink bij aan het streven naar onafhankelijkheid op energiegebied.

Hoewel Nederland met zijn aardgas doorgaat voor een semi-oliestaat, is er veel onduidelijkheid over de mate waarin de opbrengsten van de aardschatten geherinvesteerd worden in duurzame energie. Wat voor Nederland geldt, gaat in belangrijke mate op voor heel Europa. Waar Marokko werkt aan een verbondenheid van Noord-Afrikaanse landen aan de Middellandse Zee, door te investeren in de Oriënt en een politiek-, economisch- en sociaal model te lanceren voor de Arabische Maghreb, het noordwestelijke deel van Afrika.  Om Algerije erbij te betrekken, is de koning van Marokko zelfs bereid het leiderschap van de Arabische Maghreb te gunnen aan de rijke buurman. Een dergelijke statenbond moet leiden tot meer welvaart en heeft als bijeffect, dat de vluchtelingen niet meer per boot naar Europa hoeven te worden getransporteerd.

Europa zou best een handje kunnen helpen, door, naar het voorbeeld van Marokko, de economie te stimuleren. Dat kan bijvoorbeeld door Marokko te helpen met het opvangen van zonne-energie en het omzetten daarvan in elektriciteit. Voor het vervoer van elektriciteit kan de kabel gebruikt worden die er nu al ligt tussen Marokko en Spanje.

Alle investeringen zijn in feite goed. Anders dan consumptie hebben investeringen behalve een bestedingseffect ook een capaciteitseffect. Investeringen hebben uitbreiding, vernieuwing of verbetering (innovatie) van het productieapparaat tot gevolg en dat leidt op termijn als vanzelf tot meer welvaart en welzijn.

Door de eigen economie te stimuleren helpt de EU indirect ook de landen in Noord-Afrika. Sinds oktober 2008 is er immers een statuut voor samenwerking tussen onder meer Marokko en de EU, in de vorm van een vrije handel associatie. Van elke euro die in de economie wordt geïnvesteerd, komt twee derde ten goede aan de Europese economie.

Als gevolg van de vrijhandel tussen Noord-Afrika en Europa zijn Marokko, Tunesië, Algerije, Libië, Egypte en Mauretanië beter in staat te concurreren met het Europese bedrijfsleven. De manier om oorlogen te voorkomen is de vorming van een Arabische Unie naar het voorbeeld van de EU. Landen die handel met elkaar drijven, vechten niet.

Nederland kan het voorzitterschap van de EU, gedurende de eerste helft van 2016, gebruiken om dat nog eens te onderstrepen. Tevens kan Nederland het voorbeeld geven door de eigen consumptie, de bedrijfsinvesteringen en de overheidsuitgaven een boost te geven, overeenkomstig de beproefde recepten van John Maynard Keynes en zodoende een fundamentele bijdrage te leveren aan het vluchtelingenvraagstuk.

Een sterk Europa kan bovendien invloed uitoefenen op Rusland, om mee te werken aan vrede in Syrië en de rest van het Midden-Oosten. Dat zou ook hier kunnen leiden tot een politieke en economische unie, met daarin vroegere vijanden als Israël, Syrië, Irak, Iran, Turkije, Jordanië, Libanon en Palestina. Niks is onmogelijk, al zal het wel de nodige tijd in beslag nemen.

Een belangrijke reden waarom de EU tot op heden niet in staat is gebleken een stimuleringsbeleid te voeren is de politieke onenigheid over de richting waarin die economie geduwd kan worden.

Politiek draait om macht en aanzien. De economie, de samenleving en de burgers van Europa worden als het ware gegijzeld door politici die er erg conservatieve, zo niet nationalistische ideeën op na houden. Dit maakt dat Europa naar binnen gekeerd is en niet openstaat voor de brugfunctie die een land als Marokko zou kunnen vervullen.

Als een van de zes oprichters van de Europese Unie is Nederland verplicht richting te geven aan het beleid. Ook als dit betekent dat Europese instituties op hold worden gezet door een verlichte despoot als die in Marokko. De tijd is er rijp voor, gezien de overwinning van Justin Trudeau in Canada met diens slogan Sunny Ways, de samenwerking van Rusland en Amerika in Syrië, de toenadering van China en Taiwan, van Noord en Zuid-Korea, et cetera.

De beste politiek is geen politiek, maar een gedecentraliseerd, niet hiërarchisch, voor iedereen toegankelijk netwerk van bedrijven, civil society, onafhankelijke overheidslichamen, EU officials en Europese burgers die in interactie met elkaar zorgen voor meer welvaart, werkgelegenheid, ontwikkelingshulp, vrede, gezondheid en zekerheid.

Ecolutie, november 2015


[1] Zie cpb-policy-brief-2012-01-juniraming2012-economie-tm-2017-begrotingsakkoord2013, pagina 22.

Dit vind je misschien ook leuk...