Geen Gezeik, Iedereen Rijk

AANZET VOOR EEN NIEUWE POLITIEK

Door Frank van Empel

In 1979-´80 richtten twee Haagse ´vrije jongens´ – F. Jacobse en Tedje van Es, gespeeld door Kees van Kooten en Wim de Bie – de fictieve Tegenpartij op. De Partij voor alle Nederlanders die zich afzetten tegen de bemoei- en regelzucht van overheden. De jaren tachtig variant van de gele hesjes. Een aansprekende slogan van de Tegenpartij luidde: ´Geen gezeik, iedereen rijk´. Voor een land als Nederland zou dat destijds een dure grap zijn geweest. Het zou zich als kleine open economie volledig uit de markt geprijsd hebben. De waarde van de gulden zou in een vrije val raken, de inflatie en de rentevoet zouden exploderen en Nederland zou binnen de kortste keren failliet zijn verklaard.

Andere regels

Voor Europa – met name voor de landen met de euro als nationale munt – ligt dat anders. Daarvoor gelden andere wetten, ook al wordt daar door politici, bankiers en bestuurders niet naar gehandeld. Die zijn het zicht op het grotere geheel volledig kwijt geraakt. Ze rennen van het ene overleg naar het andere om beleid te maken en ad hoc oplossingen te bespreken, die keer op keer niet blijken te werken.

‘Ieder voor zich en niemand voor ons allen’. Dat is al zo’n veertig jaar de heersende politieke filosofie in de westerse samenleving, de VS en de Europese Unie voorop. Horden vreemdelingen op zoek naar een beter leven worden aan de grens tegengehouden en teruggestuurd naar hun land van herkomst. Weten ze die horde te nemen, dan worden ze achtervolgd, opgepakt en alsnog het land uitgezet. De westerse landen hebben zo al problemen genoeg, vinden ze. Horden thuislozen, drugsverslaafden, armen en ontevredenen bedreigen de maatschappelijke orde van binnenuit. Zogenaamd sociaal beleid wordt als een pleister op de wonden geplakt, maar de pleister raakt los en de pus gutst de samenleving binnen. Bedelaars, mishandelde kinderen, zwervers, verkrachters, terroristen en kwetsbare bejaarden nemen de buurten, straten, pleinen, wijken en steden in. De angst regeert. Ziekenhuizen, theaters en scholen worden gesloten. Sociaal beleid is in de eerste plaats herstelbeleid, dat ontstane problemen achteraf moet zien te repareren. Maar de problemen groeien de verantwoordelijke politici boven het hoofd en het herstelbeleid kost de westerse samenleving veel geld. Geld dat de diverse overheden al lang niet meer hebben. Zeggen ze.

Gele hesjes 

De overheden moeten bezuinigen, willen zij voldoen aan hun zelf opgelegde normen voor tekorten en schulden. Ze hebben zichzelf en elkaar in een onmogelijke positie gemanoeuvreerd. De verzorgingsstaat barst uit zijn voegen. Er is geen houden meer aan. Net als in 1968 geeft Parijs de toon aan. Het gepeupel hult zich in gele hesjes en tekent massaal verzet aan tegen de heersende elite. Het verzet vindt weerklank in België, Nederland, Duitsland, Engeland….

En dat terwijl de oplossingen voor al die problemen voor het grijpen liggen. Als een vastgelopen computer moeten wij westerlingen onze samenleving opnieuw opstarten en het failliete liberale marktmodel vervangen door een Nieuwe maatschappelijke Orde die is gebaseerd op een aantal uitgangspunten:
Sociaal beleid is geen weggegooid geld. Het is geen mosterd na de maaltijd, maar een hoofdgerecht. Geen achteraf beleid, maar vooraf beleid, dat problemen helpt voorkomen. Het is geen weggegooid geld, om de simpele reden dat de ontvangers van sociale bijstand, ontwikkelingshulp of een basisinkomen – afhankelijk van de gekozen vormgeving van het stelsel – niet op het extra in de economie gepompte geld gaan zitten. Daarvoor is de nood te hoog. Zij geven het ook weer snel uit en creëren daarmee een nieuwe dynamiek, waarin de ene hand de andere vult, zonder bemoei- en regelzucht van de overheid. De VS en Europa zullen in de praktijk ervaren dat deze bestedingsimpuls voor tweederde ten goede komt aan het land van herkomst. Een kwestie van vestzak-broekzak politiek. Een derde lekt weg naar de olieproducerende landen en andere leveranciers van energie, grondstoffen en halffabrikaten, die zich op hun beurt ook weer verenigen in handelsblokken. Groot-Brittannië stapt uit de EU en zet al zijn kaarten op de Commonwealth of Nations, het Gemenebest van Naties, een associatie van 53 soevereine staten – bijna allemaal voormalige Britse kolonies.
Het mag de overheden dus wat kosten. De opbrengsten overtreffen de kosten immers met een veelvoud, al zijn die opbrengsten niet overal en altijd even goed zichtbaar. Er kan enige tijd overheen gaan voor zij zich weten te openbaren.

Gesloten economie

Met 370,7 miljoen inwoners, verdeeld over 19 van de 28 EU-lidstaten, was de eurozone qua inwonertal in 2017 de op twee na (China, India) grootste gesloten economie ter wereld. Van een gesloten economie is sprake als er relatief weinig geld weglekt naar het buitenland in de vorm van bijvoorbeeld importen en inkomensoverdrachten (schuldaflossing, rente). Als de VS eenzelfde expansieve bestedingspolitiek voeren als de eurozone, is er geen reden voor een waardevermindering van de euro ten opzichte van de dollar, of omgekeerd. Van elke euro of dollar die in een gesloten economie wordt besteed in de vorm van investeringen, subsidies of hogere lonen, blijft tweederde in dezelfde economie hangen. En daar blijft het niet bij. Er treden tweede en derde orde multipliereffecten op, totdat de oorspronkelijke bestedingsimpuls is uitgewerkt en er niets meer weg te lekken valt.

JES! Towards a Joint Effort Society

De kost gaat voor de baat uit. Sterker: de kosten van stimuleringsbeleid zijn doorgaans precies bekend, terwijl de opbrengsten nog in nevelen zijn gehuld. We hebben het dan over verborgen maatschappelijke baten als: minder uitval als gevolg van stress, depressie, burn out, psychose, zelfmoord, et cetera. Minder agressie, minder angst voor beroving en andere geweldsdelicten, minder bedelaars, minder gefrustreerde langdurig werklozen en arbeidsongeschikten. Kortom: minder gele hesjes. En dan hebben we het nog niet gehad over het voorkomen van asociaal gedrag later in het leven. Asociaal gedrag, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, voorspelt onder meer een problematische schoolcarrière, toekomstige relatieproblemen, een grote kans op werkloosheid en om op een uitkering te zijn aangewezen. Het gaat hier om lange termijn effecten die tussentijds nog door allerlei factoren – anders dan de voorschoolse educatie – kunnen worden beïnvloed . Denk bijvoorbeeld aan de buitenschoolse cultuureducatie. Er is sprake van buitenschoolse cultuureducatie als (amateur)kunstbeoefenaars in hun vrije tijd les nemen, of een cursus of workshop volgen bij een docent om hun bekwaamheid te vergroten. Deelnemers leren over cultuur door er actief mee bezig te zijn en zelf producten te maken. Ze leren van het kijken en luisteren naar cultuuruitingen, van cultuurbezoek en van lezen over cultuur. En door te reflecteren op eigen werk en dat van anderen. Via buitenschoolse cultuureducatie ontwikkelen deelnemers culturele competenties en talenten. Mensen doen kennis op over cultuur als fenomeen en als expressiemiddel. Ze ontwikkelen culturele vaardigheden en een open houding ten aanzien van cultuur. Voor veel gemeentebesturen is het een kostenpost waarop straffeloos bezuinigd kan worden. Kostenposten schrappen levert meteen resultaat op. De opbrengsten van buitenschoolse cultuureducatie zijn veel moeilijker aan te tonen. Die doen zich op zijn vroegst pas over enkele jaren voor. Wie dan leeft, die dan zorgt. Echter: wat je niet ziet, kan er nog wel zijn en kan wel degelijk op termijn leiden tot hoge kosten. Soortgelijke effecten doen zich voor bij bezuinigingen op jeugdzorg, ziekenhuizen, scholen, opleidingen, theaters, bioscopen, welzijnsinstellingen, et cetera.

Van denken in kosten naar denken in oplossingen

De oplossing ligt voor de hand. Overheden en aanpalende sectoren moeten de switch maken van denken in kosten naar denken in opbrengsten. Daarvoor worden die kosten toch gemaakt?! Overheden, ondernemers en bankiers zijn doorgaans gefascineerd door kosten en kostprijsberekeningen. Wat je aan iets uitgeeft heb je namelijk in hoge mate zelf in de hand. Banken, overheden, zorginstellingen en subsidie verschaffers voor de kunsten beheren het geld van anderen en vinden dat elke uitgave, elke kostenpost verantwoord moet worden. Dat kan niet gezegd worden van opbrengsten. Die zijn met nogal wat onzekerheden omgeven. In de managementliteratuur wordt een veelzeggend onderscheid gemaakt tussen ´bekende zekerheden´,´ bekende onzekerheden´ en ´onbekende onzekerheden´. Laatst genoemde onzekerheden bezorgen menige boekhouder en gemeentebestuurder nachtmerries. Deze onbekenden maken het ramen van opbrengsten tot een hachelijke aangelegenheid. Wanneer de afstand tussen maatregelen en effecten groot is, is de kans op verstorende factoren eveneens groter. De vraag is dan in hoeverre de effecten van beleid nog zijn toe te schrijven aan dat beleid.
Waar de politiek het laat afweten, moet de samenleving zelf de verantwoordelijkheid op zich nemen. Door de samenleving te runnen als een gezinshuishouding. De een kookt, de ander doet de afwas, de een stofzuigt, de ander maakt de wc schoon. Zo´n cultuur van wederzijdse verantwoordelijkheden en verplichtingen begint bij jouw zelf. Jij bent als individu accountable. Dat wil zeggen: jij bent als individu aanspreekbaar voor al de taken die moeten worden verricht. En dat niet eenmalig, maar altijd. Zolang mensen deel uitmaken van het betreffende gezin.
Accountability kan niet worden gedelegeerd. Accountability is iets wat moet worden geaccepteerd door de betreffende persoon, wil die zich ´accountable´ voelen. Iedereen draagt bij naar vermogen. Op die manier wordt iedereen mede-eigenaar. Wanneer mensen zich geen eigenaar voelen, meten zij zich de rol aan van toeschouwer en kijken zij toe hoe anderen falen. Helemaal erg is het als zij in de ´ik-zei-het-toch-mode´ stappen, hetgeen bijna altijd uitdraait op een self-fulfilling prophecy. Heel anders dan wanneer zij het eigenaarschap opeisen als het de verkeerde kant opgaat. Dan stappen ze in de ´solution-mode´. Ze proberen na te gaan waar het verkeerd ging en waarom. En ze proberen het vervolgens zelf te fixen.

Simpele vraag

Het begint steevast met het stellen van een simpele vraag: Wat kunnen mensen doen en zijn? Over welke mogelijkheden beschikken ze? De overheid faciliteert. En zorgt ervoor dat er voldoende geld is. Eerder te veel dan te weinig, om onvrede en rebellie te vermijden. De investering verdient toch zichzelf terug.
Zet de grenzen open en heet nieuwe landgenoten van harte welkom als ware het familieleden. Wij hebben ze nodig. In 2015 is er voor het eerst in de moderne geschiedenis in Europa een negatieve natuurlijke bevolkingsgroei geregistreerd. Als gevolg van immigratie nam de bevolking van de EU met 0,5% toe naar een totaal van 510 miljoen. Een goed tegenwicht voor de rap toenemende vergrijzing van de bevolking, zou je zeggen. Toen de natuurlijke bevolkingsgroei nog meer dan 0,5% bedroeg, hoorde je niemand klagen. Nu de straten, pleinen en werkvloeren meer en meer ingenomen worden door gekleurde-, hulpbehoevende medemensen, hoor je nauwelijks praten over de kansen van immigratie. De nadruk ligt op de kosten op korte-, middellange- en lange termijn.
Financier ruimhartig investeringen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Deels uit maatschappelijk-, deels uit eigenbelang, want ook deze mensen gaan niet op het geld zitten, maar zullen het voor een belangrijk deel in het Westen besteden. Bijvoorbeeld door er machines en transportmiddelen voor te kopen.

‘Geen gezeik, iedereen rijk,’ is geen illusie, maar is een haalbare kaart, als we met zijn allen maar groot en ruimhartig genoeg denken en voldoende ruimte openlaten voor onbekende onzekerheden.

Ecolutie, 13 december 2018

Dit vind je misschien ook leuk...