JES !!! Naar een Joint Effort Society
‘Do not worry if you have built your castles in the air. They are where they should be. Now put the foundations under them.
(Henry David Thoreau)
Door Frank van Empel
Meer dan een eeuw was de overheid een soort EHBO-post voor collectieve vraagstukken. Of het nou ging om zure regen of ongelijke inkomensverdeling, het was niet óns maar hún probleem. Dit is rap aan het veranderen. Top-down hiërarchieën verliezen aan kracht en de samenleving is in transitie. Nieuwe sturingsmodellen verbreiden zich als wortelstokken. Het zijn varianten van lokaal samen issues oplossen met en door degenen die ermee in aanraking komen. We noemen dit een Joint Effort Society, waarin gelijke partners samen beslissingen nemen en deze uitvoeren.
Guerilla Government
Eén van de meest ingrijpende veranderingen in de vorige eeuw was de snelle groei van de publieke sector. Roomde de overheid in 1900 nog maar 8% van het gezamenlijk verdiende inkomen van alle Nederlanders (het nationale inkomen) af in de vorm van belastingen en sociale premies, in 1977 was dat aandeel al opgelopen tot 52%.[1] In de daarop volgende decennia groeide de collectieve sector onverminderd door, zij het in een iets rustiger tempo: dat van de economie als geheel.[2] Elders in Europa deed zich dezelfde ontwikkeling voor. De delen van de economie die niet door de overheid worden gerund, maar door huishoudens, bedrijven, of non profit organisaties, namen relatief in omvang af. Menig particulier initiatief smoort in regels, voorschriften, procedures en een berg formulieren. In Rotterdam denken bestuurders daar iets op gevonden te hebben: Guerrilla Government. Kleine, alerte, relatief zelfstandige eenheden die ‘licht en snel’ kunnen reizen, die een duidelijk omschreven taak en doel hebben, met een direct mandaat van de verantwoordelijke bestuurder, wat het mogelijk maakt om in ‘het veld’ tamelijk vrij te opereren.
We betalen niet voor niets belasting
Hoewel overheden en kleine groepen in toenemende mate experimenteren met nieuwe sturingsvormen, zoals bovengenoemd Guerilla Government, is participatie over de grenzen van de traditionele rolverdeling heen nog niet aan allen besteed. Deze traditionelen laten alles gelaten over zich heen komen. Als een zure appel waar je even doorheen moet bijten. Ze zijn naar de overheid gaan staan. Zodra zich een vraagstuk of probleem voordoet dat meerdere mensen of organisaties raakt en geld kost, wordt naar de diverse overheden gewezen. ‘Dat is jullie zaak. Wij betalen immers niet voor niets belasting en sociale premies.’ Met als gevolg dat de overheid opgescheept zit met allerlei vraagstukken en problemen die zij onmogelijk in haar eentje kan oplossen. Klimaatverandering bijvoorbeeld. Nederland heeft zichzelf opgelegd om in de ‘Kyoto-periode’ van 2008 tot en met 2012 gemiddeld maximaal 200 Mton CO2-equivalenten per jaar uit te stoten. Dat doel wordt, dankzij de economische crisis, waarschijnlijk gehaald. In sommige situaties heeft de overheid echter extra emissierechten nodig. Dit is het geval als de economie zich sneller herstelt dan verwacht of als de opbrengsten van aangekochte buitenlandse emissierechten tegenvallen.
De oude weg van boven naar beneden
De wijze waarop het Kyoto-Protocol tot stand kwam en de uitvoering zijn nog van de oude stempel. Deskundigen berekenen met hoeveel de uitstoot van CO2 wereldwijd moet worden gereduceerd om de klimaatverandering te voorkomen, of in elk geval te temperen. Die taakstelling wordt vervolgens versleuteld over landen. Dat gebeurt in diverse onderhandelingsrondes. Als een land akkoord gaat met een norm, dan is het vervolgens aan de regering van dat land om een effectief instrumentarium te kiezen en desnoods wettelijk op te leggen. Welke weg ook gekozen wordt, hij loopt van boven naar beneden. Top-down.
Top en bodem komen razendsnel dichter bij elkaar
But the times, they are changing. De afgelopen paar jaren is de samenleving veel complexer geworden. Technologische vooruitgang, met name op het vlak van informatie en communicatie, alsmede de vorming van sociale netwerken (facebook, twitter, LinkedIn) en economische netwerken (clusters), plus de verspreiding van kennis, kunde, ervaring, inzicht en ideeën via deze netwerken, hebben de slagkracht van de mensen op de werkvloer vergroot en het vermogen van de top om op eigen kracht te varen, drastisch verkleind. Top en bodem komen razendsnel dichter bij elkaar. De verticale hiërarchie boet in aan kracht en horizontale samenwerkingsverbanden (partnerships) zijn in opkomst.
Centrale commandoposten imploderen
Een bekend feit. Naarmate een samenleving complexer wordt en moeilijker vanuit één centrale commandopost aan te sturen is, sneuvelen de systemen die hierop zijn gebaseerd spontaan. Ze exploderen niet. Ze imploderen. Ze storten in onder druk van de naar méér en béter strevende massa van vrijheidslievende, goed opgeleide en geïnformeerde burgers die, eenmaal in beweging, niet meer te stoppen is. Voorbeelden: de Franse Revolutie (14 juli 1789), de val van de Muur (9 november 1989), de Tunesische Revolutie (14 januari 2011), Egypte, Libië… In het bedrijfsleven vonden soortgelijke revoluties plaats als reactie op boekhoudschandalen en zelfverrijking door topmanagers.
De menigte is hard op weg om het initiatief terug te pakken
Het vertrouwen in top-down hiërarchieën is dus flink aan erosie onderhevig. Mensen en organisaties rekenen er minder en minder op dat het allemaal wel in orde komt als ze een overheid of topmensen uit het bedrijfsleven opzadelen met een vraagstuk of probleem. De menigte is hard op weg om het initiatief terug te pakken. Daarmee is het niet meer het vraagstuk en het probleem van de overheid, maar wordt het ons vraagstuk en ons probleem, waarbij ‘ons’ staat voor de mensen aan de basis van de democratie. Een democratie die anders ingekleurd wordt dan de afgelopen 200 jaar, sinds de Franse Revolutie, het geval is geweest. Democratie is niet meer zozeer een systeem of een manier om besluiten te nemen. Het is A Way of Life, een manier van leven die volledig tegengesteld is aan de Way of Life die tirannen endictators voor hun ‘onderdanen’ in petto hebben.
De grenzen van de macht
Verzet tegen de bemoeizucht van de rijksoverheid steekt van tijd tot tijd de kop op, als onweer na een zwoele zomerdag. Er zijn ook denkers die zich principieel verzetten. John Stuart Mill bijvoorbeeld. Die begint zijn filosofische meesterwerk On Liberty in 1859 met ‘een vraag die zelden wordt gesteld en in algemene termen nauwelijks wordt bediscussieerd’ (aldus Mill): ‘Waar liggen de grenzen van de macht die legitiem door de samenleving mag worden uitgeoefend over het individu?’ Hij geeft zelf het antwoord: ‘De enige reden waarom men, tegen zijn zin, rechtmatig macht kan uitoefenen over enig lid van een beschaafde samenleving, is de zorg dat anderen geen schade wordt toegebracht. Iemands eigen welzijn, hetzij fysiek, hetzij moreel, is geen voldoende rechtsgrond.’ [3]
Een serie individuele acties door gewone mensen
In 1978 verspreidde de Tsjechische schrijver Václav Havel een essay over wat gewone mensen kunnen bereiken als ze massaal in opstand komen tegen de leugens van een repressieve regering. ‘Power of the powerless’ noemde hij die onvermoede kracht. Elf jaar later, in november 1989, was hij zelf de grote gangmaker van de Fluwelen Revolutie. Met zijn woorden, op schrift en in de lucht, toonde Havel aan dat ook hij de Kracht van de Machtlozen in zich had en wist te gebruiken. Het ‘bastion van leugens’ stortte in, het IJzeren Gordijn ging open. ‘Vandaag de dag,’ schrijft Havel in het voorwoord van Small Acts of Resistance, ‘leven over de hele wereld miljoenen mensen in omstandigheden waar je niet van vermoedt dat er ooit iets in zal veranderen. Maar die mensen moeten eens terugdenken aan de opstanden die in 1989 in heel Oost-Europa plaatsvonden en die het resultaat waren van een serie individuele acties door gewone mensen die, bij elkaar opgeteld, verandering onvermijdelijk maakte.’
Samenwerking tussen EU regio’s
De Europese Unie is – onder andere – een voorbeeld van een overheid die zich gedraagt als facilitator en stimulator. Daarnaast worden beslissingen veelal met consent genomen. Dat houdt zoveel in als: de Europese Commissie neemt een besluit en als niemand zich roert wordt het uitgevoerd. Simpelweg omdat de Unie te groot is om over alles te vergaderen en te stemmen.
Verder kiest de EU ervoor om ontwikkelingen van onder af en samenwerking tussen regio’s te stimuleren. Daarvoor zijn diverse programma’s. POWER, met als doel een low carbon economy was een dergelijk programma dat onlangs is afgesloten.
In het kader van POWER vond de afgelopen drie jaren (september 2008 – december 2011) een negental experimenten plaats. Noord Brabant ging op ontdekkingstocht samen met zes andere Europese regio’s, gefinancierd door INTERREG IVC. Het doel: delen van ervaringen met betrekking tot het realiseren van een low carbon economy, een economie met per saldo weinig verbruik van fossiele brandstoffen en relatief weinig CO2-uitstoot. Noord-Brabant deed mee aan vijf van de negen projecten: TIMBER (thema: hernieuwbare energie), ITACA (duurzaam transport), E-MOB (elektrisch vervoer), SILCS (eco-innovatie en milieutechnologie) en TRISCO (gedragsverandering). Elke regio heeft als onderdeel van de evaluatie een roadmap gemaakt met de route die men neemt naar het eindpunt: de low carbon economy. De genoemde projecten komen aan de orde in een viertal essays – Power for Wood, Beyond mere Mobility, Power to the People en Magnitude & Murder. Een vijfde essay – Steering in a World of Uncertainty – gaat over het sturen in een wereld vol onzekerheid, complexiteit en chaos. Dit zesde essay verbindt POWER met de Agenda voor Brabant.
Keuzevrijheid en Governance
Achteraf bezien ging het POWER Programme over de vaak verwaarloosde P van People. Om precies te zijn over het vermogen tot zelforganisatie en zelfsturing. Mensen die zich niet meer laten vertegenwoordigen door de eerste de beste schreeuwlelijk. Ze willen zelf meebeslissen. Uit deze onderbuikgevoelens rijst een nieuw sturingsmodel op, dat is te typeren als een mix van keuzevrijheid en governance.
Governance in de betekenis van: het vermogen van stakeholders (direct betrokkenen) om te zoeken naar gezamenlijk geaccepteerde oplossingen voor problemen of vraagstukken en tevens het commitment om er ook samen voor te zorgen dat de oplossingen worden uitgevoerd. In dat licht moeten ook de regionale, Brabantse experimenten met sturing van de afgelopen jaren worden bezien: als pogingen om vraagstukken en problemen die lange tijd naar de overheid werden geschoven, met alle stakeholders samen op te lossen. Naar bevind van zaken, gebruik makend van bestaande concepten of nieuwe bedenkend, hoe dan ook. Maar wel samen, want het is óns probleem. Onze zaak. Mensen gebruiken het woord ‘ons’ voor een vertrouwde groep mensen: familie, streekgenoten, Brabanders. Uiteindelijk moet het iets persoonlijks worden. ‘Mijn probleem, waar ík actie op moet nemen. Als deel van een groter geheel kun je je verbergen achter anderen, je kunt problemen afwentelen op anderen. Dat kun je niet als je hoofdelijk aansprakelijk bent. Dat geldt met name voor veel ondernemers. Jarenlang hebben zij zich schuil gehouden achter façades als ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ en ‘Corporate Social Responsibility’. Dikke woorden voor iets wat in werkelijkheid een schaamlapje is.
De Agenda van Brabant
Na POWER is het ‘ieder voor zich’, maar wel met hetzelfde doel voor ogen, dezelfde verbreding en verdieping door POWER in het achterhoofd en, in het onderhavige geval, passend binnen de Agenda van Brabant. Die Agenda sluit goed aan bij het voorgaande en de overige essays, zo blijkt uit het volgende citaat:
‘In de huidige netwerksamenleving kunnen overheden complexe (maatschappelijke) vraagstukken vrijwel nooit zelfstandig oplossen. Dat kan alleen in partnerschappen.’
(Agenda van Brabant, blz. 6)
Het basisprincipe is simpel en wordt her en der al toegepast. Buiten Noord Brabant laat bijvoorbeeld Rotterdam zien dat de noodzaak tot verandering door gemeente, havenbedrijf, petrochemische industrie, kennisinstituten en burgers gezamenlijk ervaren en opgepakt wordt. In dat opzicht is Rotterdam een interessante casus voor Brabant.
‘Rotterdam kent een traditie om problemen samen aan te pakken: burgers, bedrijven, overheden en kennisinstellingen,’ aldus wethouder duurzaamheid Alexandra van Huffelen in het Voorwoord van het jaarverslag van het Rotterdam Climate Initiative (RCI) over 2010. ‘In de jaren zeventig werd de vervuiling van de Maas aangepakt. Die is nu zo schoon dat erin gezwommen kan worden. En zo pakken we nu de klimaatverandering aan. Ik ben verrast door het initiatief dat door velen wordt getoond: zeer betrokken bedrijven, ambtenaren en burgers. In het RCI komen die partijen allen samen.’
Van Huffelen: ‘Een trend is dat bedrijven op dit moment harder lopen dan overheden. Binnen het RCI maken we bijvoorbeeld afspraken met Havenbedrijf en Deltalinqs (werkgeversorganisatie, FVE) over het terugdringen van de CO2-uitstoot. Bedrijven doen aan duurzaamheid omdat ze een maatschappelijke verantwoordelijkheid voelen, maar ook omdat het geld bespaart en omdat ze er nieuwe economische kansen in zien. Een betere motivatie bestaat in mijn ogen niet en zo versterkt de klimaataanpak de economische positie van Rotterdam.’
De trend: naar een bio-based economy
Grote economische depressies als die in 2008/2009 representeren problemen, maar ook kansen om de economie en de samenleving opnieuw op te starten en economische groei te genereren op geheel nieuwe terreinen. In de sfeer van ‘schone technologieën’ bijvoorbeeld. We gaan met z’n allen van een carbon based economy naar een bio-based economy. In dergelijke toekomstgerichte delen van de economie worden nu al rendementen van 5-13% per jaar gemaakt. En het potentieel is enorm. Investeringen in de nieuwe economie leiden tot meer werkgelegenheid en inkomen.
Triple Helix
Het potentieel van de regionale vernieuwde economie kan het beste geëxploiteerd worden door partijen die met elkaar samenwerken, elkaar versterken, gezamenlijk vermarkten etc. Dat betekent: clusters completeren, aanvullende kenniscentra oprichten, koppeling van kennisinstellingen aan R&D faciliteiten van bedrijven, cruciale stakeholders betrekken, eenduidige lobby, bieden van locaties etc. De afgelopen jaren is gebleken dat dit niet vanzelf gaat. Hier is een instrument voor nodig, dat deze meerwaarde organiseert, om een geheel te creëren dat meer is dan de som der delen.
Dat vergt een tripartiete construct. Er wordt gewerkt vanuit de behoefte van bedrijven en kennisinstellingen, met een overheid in een facilitaire rol. Daarnaast kan de overheid optreden als launching customer en staat zij aan de lat voor het invullen van een aantal randvoorwaarden in het publieke domein. Dit tripartiete instrument (triple helix), naar zijn aard eigendom van de bedrijven, kennisinstellingen en publieke organen, en met een rolverdeling zoals hiervoor geschetst, staat hieronder met een knipoog gevisualiseerd.
Joint Effort Energievoorziening
Een eerste aanzet tot een dergelijke helix is in Noord Brabant gemaakt door ondermeer POWER project TIMBER, waarin Stockholm, Cadiz, Krakow, Kent en Boxtel samen verkenden hoe – op economisch verantwoorde wijze – bio-energie op te wekken uit houtige massa. Meer over TIMBER is te lezen in het essay Power for Wood. De genoemde EU regio’s hebben een vervolg subsidieaanvraag ingediend bij het Europees Programma Intelligent Energy Europe (IEE) onder de naam Repco en de Duitse Philips universiteit heeft zich bij hen gevoegd. Doel: het concreet maken van de uitkomsten van de verkenning die POWER was en een regionale markt creëren voor hernieuwbare energie. Producenten coöperaties en coöperatieve consumenten verenigingen staan aan de basis van een Joint Effort Energie voorziening, luidt de gedachte. Hiermee komt een verbinding tot stand met de Agenda van Brabant. Drie kerntaken van de Agenda – Sociale Veerkracht, Economische Vitaliteit en Duurzame Energie – moeten door Repco in praktijk gebracht worden door lokale samenwerking en interregionale kennisuitwisseling. Het spel is om dicht bij huis hernieuwbare energie op te wekken, het landschap in stand te houden met de opbrengst van afvalhout en andere biomassa en banen te creëren. Er ontstaat bovendien een lokale infrastructuur die de weg naar een lokale biobased economy plaveit, is de gedachte. Een gedachte die past bij de trend beschreven in dit essay en die de transitie is naar nieuwe vormen van sturen. Allemaal varianten van zelforganisatie die zich als wortelstokken verbreiden.
Joint Effort Society vervangt oude structuren
Fokker ging failliet, maar de expertise van het vliegtuigonderhoud bleef. Voormalige Fokker medewerkers begonnen voor zichzelf en vormden met elkaar in West-Brabant Maintenance Valley. De Amerikaanse farmacie gigant Merck sloot z’n vestiging MSD (het vroegere Organon) in Oss en liet de mensen achter. Die vormen nu met elkaar een Pharma cluster. Het kleine DAFje met het slimme pookje behoort tot het industrieel erfgoed, maar op de as van de vergane glorie ontstond rond Eindhoven een Automotive cluster. Essent werd verkocht, maar in 7 gemeenten, met Boxtel als episch centrum rijzen nieuwe PNEMMETJES uit de grond. Vindt u ook dat de vroegere kredietcoöperatie log en star is geworden en als twee druppels water lijkt op die andere financiële reuzen voor wie een klant een nummer is? Benader een aantal gelijkgezinden en richt in een joint effort een nieuwe coöperatieve bank op die u als klant en als mens behandelt.
POWER to the POWERLESS noemt Havel dat. De overkapping duiden wij aan als Joint Effort Society. Een samenleving waar samen aan iets nieuws werken (innovatie) gaat boven elkaar kapot concurreren, waar small synoniem is voor beautiful en waar ondernemers uit zichzelf het milieu meenemen in hun besluitvorming, zoals consumenten dat ook doen bij het maken van keuzes. Zo groeit van onderen af een beweging van milieubewuste burgers die op natuurlijke wijze bijdraagt aan een vredelievend, welvarend, hulpvaardig en gastvrij groter geheel. Het maakt de mens weer één.
© WoordWerk
Ecolutie, Vught, 3 november 2011
Bovenstaande tekst is deel van de studie voor JES! Towards a Joint Effort Society, isbn 978.94.90665.111, Frank van Empel & Caro Sicking, Studio nonfiXe.
JES! Towards a Joint Effort Society Preview
Bestel JES! Towards a Joint Effort Society (Engelstalig)
afbeelding boven: Studenten werken samen aan de isolatie van een keuken
afbeelding triple helix: Schilderij Prinses in de Toren, Joost Sicking, 1967 met om de toren drie componenten van de triple helix ingevoegd
Related essays on the Power Programme: Power for Wood, Beyond a Mere Mobility Thing, Magnitude & Murder and Power to the People.
[1] J. van den Doel, De economische théorie van de démocratie, Lezing Universiteitsdag, Universiteit van Amsterdam, 22 oktober 1977.
[2] In 2009 bedroegen de totale collectieve uitgaven in procenten van het bruto binnenlands product 51,1%, 4,8%-punt meer dan het jaar daarvoor, als gevolg van de economische crisis.
[3] J.S. Mill, On Liberty,1859, Introductory, blz. 45.