OP DE STOEP VAN EUROPA
Frank van Empel voor Ecolutie
Op de stoep van de Europese Unie rolt de ene crisis over de andere heen. Sinds 2013 staken honderdduizenden migranten, met gevaar voor eigen leven, vanuit Afrika de Middellandse Zee over, op zoek naar werk, inkomen en sociale zekerheid. Zij voegden zich bij de wassende stroom van politieke vluchtelingen, als gevolg van (burger) oorlogen in onder meer voormalig Joegoslavië, Irak, Syrië, Jemen en Afghanistan. De vluchtelingenstromen zetten de EU van buiten af onder druk. Van binnen uit nam de druk toe als gevolg van Brexit, de Griekse staatsschuldencrisis, terroristische aanslagen in onder meer Nice, Parijs en Brussel, alsmede werk zoekende Polen en Bulgaren die de West-Europese arbeidsmarkten uitholden. Over al deze kwesties waren de lidstaten van de EU verdeeld.
Het ambitieuze naoorlogse project van de Europese eenwording, dat verbinding tussen mensen zou moeten brengen, zaait in werkelijkheid verdeeldheid. In vrijwel alle Europese landen bestaat er vooral bij de meer extreme linker- en rechtervleugel van het politieke spectrum een groeiende afwijzing van verdere Europese eenwording, zo niet de wens om terug te keren naar het regime van de natiestaat.
De geschiedenis van Europa is een aaneenschakeling van macht en strijd. Voor Amerikanen daarentegen is Europa de bakermat van kunst en cultuur. In elk geval is Europa een domein dat zich ‘boven’ de Europese gemeenschappen/landen zelf bevindt. Herman van Rompuy, de toenmalige voorzitter van de Europese Raad, bevestigde dit beeld in 2012 – onbedoeld – toen hij Europa in een voordracht als een ‘ruimte’ omschreef.
‘Europa is opgezet als een ruimte met vrij verkeer van goederen, kapitaal, personen en diensten,’ zei hij, ‘maar we zijn vergeten het ook nog tot een “fijne plek” te maken’ (NRC Handelsblad, 19-04-2012).
Wat hij in feite zegt is dat Europa een politiek-economisch project is, een abstracte constructie, die top-down wordt aangestuurd door het vastleggen van starre doelstellingen, die door de afzonderlijke lidstaten werden vertaald naar hun eigen ruimte. Zo heeft de EU voor 2020 doelen gesteld voor wat betreft werkgelegenheid, innovatie, onderwijs, sociale samenhang en het klimaat.
Nederland heeft die als volgt vertaald in nationale doelstellingen:
– Minimaal 80% arbeidsparticipatie;
– 2,5% van het bbp naar Onderzoek en Ontwikkeling;
– Maximaal 8% voortijdige schoolverlaters;
– 40% hoogopgeleiden;
– 100.000 mensen minder in huishoudens met een lage werkintensiteit;
– 16% minder uitstoot van broeikasgassen.
Wie krijgt hier een warm gevoel van? Europese politici, die zich hier suf over vergaderen misschien en wellicht bankiers en ceo’s van multinationals, die de cijfers op hun beurt weer vertalen in respectievelijk electorale macht en marktaandelen. Maar als begrip, als vitaal belang, is het (nog) niet opgenomen in het collectief bewustzijn van de Europese gemeenschappen/landen zelf, laat staan van de gewone burgers. Hooguit is Europa voor wie het kan en wil zien een rationeel, economisch voordeel. En dat is niet genoeg om Europa tot ‘een fijne plek’ te maken.
De weerstand tegen ‘vreemde invloeden’ is enorm groot. We zien dat terug in de omvang van de populistische partijen met hun verzet tegen Europa. Hoewel de rechts-populistische en extreem linkse partijen en hun aanhangers de duidelijkste vertolkers hiervan zijn, leeft de ‘onmin’ met Europa breder. Het project Europa krijgt haar betekenis daarom alleen als we het beschouwen en onderzoeken als een proces van collectieve bewustwording.
Het is het collectief bewustzijn dat verbindt, dat een gemeenschap z’n eigenheid geeft, tot een thuis maakt, tot een ‘fijne plek’.
Collectief bewustzijn laat zich niet creëren maar groeit, min of meer ongepland in de tussenmenselijke ruimtes. Dus niet in een door bureaucraten en regelneven ‘bedachte’ ruimte. Europa kan voorlopig niet die fijne plek zijn – een straat met 27 huizen waarvan de bewoners zichzelf zijn, maar ook dingen samen doen – omdat het verbindend bewustzijn vooralsnog ontbreekt.
Vergelijk Europa wat dat betreft maar eens met de Verenigde Staten van Amerika. Wat al die staten en al die Amerikanen ooit ten diepste kon verbinden was het heilige geloof in de mogelijkheid van persoonlijke vooruitgang, het geloof dat iedereen de top kan bereiken als hij/zij daar zijn best voor doet en dat de gemeenschap bedoeld is om dát geloof te koesteren en te waarborgen. Europa mist historisch gezien zo’n verbindende overtuiging op het persoonlijke niveau.
Europa wordt gekenmerkt door de onmacht met verschillen om te gaan. De Europese (leef-) gemeenschappen onderscheiden zich nogal van elkaar en er bestaat te weinig interesse, te weinig overtuiging om die verschillen te overbruggen, zeker in tijden van crisis. We zien eerder het omgekeerde, hoe verschillen gebruikt worden om de eigen identiteit te versterken. Hieruit kunnen we twee conclusies trekken:
1. Europa valt niet ‘op te leggen’ vanuit Brussel. Niet alleen verzetten de Europese (leef-)gemeenschappen zich daar tegen, ook ontbreekt het Brussel aan de legitieme macht daartoe.
2. Ook langs democratische weg hoeven we er op korte termijn niet op te rekenen, omdat democratie uiteindelijk juist de stem, de zeggingskracht van de (leef-) gemeenschappen zelf is en die zijn tegen.
Is dat erg? Nee, want ‘Europa’ is niet te regelen, het is een langdurig proces van collectieve bewustwording.
De (collectieve) ‘opdracht’ die Europa is, gaat over verbinden en dat is misschien wel de meest actuele en meest noodzakelijke opdracht waar we allen in deze tijd voor staan. Verbinden van tegenstellingen, het aanvaarden en leren van verschillen, het overstijgen van exclusieve identiteiten, is het grote thema van de 21ste eeuw en als deze noodzaak ergens manifest is, is dat in en voor Europa. Daarom is het Europese project nog pas in zijn eerste fase en zal het er nu om gaan Europa te gaan herkennen als toekomst, als nieuw verhaal, als bewust collectief. En de weg daartoe is die van de dialoog, het begrijpen van de tijd. En zeker het herkennen van de rol van de jongste generaties die ons wel eens de weg zouden kunnen wijzen.
Als we de metafoor van Van Rompuy aanhouden, over Europa als fijne plek met 27 huizen (model staande voor de 27 resterende lidstaten na het uittreden van het Verenigd Koninkrijk); met een stoep voor elke deur, waar buren samen vorm geven aan het proces van collectieve bewustwording, gebruik makend van alle moderne communicatiemiddelen, alsmede van de kracht en creativiteit van de jongste generaties, van nieuwe, bindende verhalen en van bottom up besluitvorming, dan wordt Europa eindelijk van ons. Dan kunnen we de verantwoordelijkheid op ons nemen voor elkaar en de vele brandhaarden op onze stoep doven.
Ecolutie, 09.09.19